Basisregistraties:
Breinbrekers voor bestuurskundigen
Digitaal Bestuur, juli 2009
Genoeg goede ideeën over hoe de informatiehuishouding van de overheid er uit moet zien. Maar de benodigde organisatieveranderingen bij diezelfde overheid zijn wat problematischer, bleek uit vier avonden Mastercourse Basisregistraties.
Wat hebben Napoleon, Thorbecke, de Ombudsman en Albert Heijn met elkaar gemeen? Waarschijnlijk niet zoveel. Het feit dat ze alle vier voorbij kwamen tijdens de Mastercourse Basisregistraties van Digitaal Bestuur maakt vooral duidelijk dat het verschijnsel basisregistraties – een van de fundamenten onder het NUP – vanuit zeer verschillende invalshoeken is te bekijken. Maar de ‘colleges’ van Arre Zuurmond, René Matthijsse, Jan Grijpink en Hans Strikwerda blijken op diverse momenten wel duidelijke raakvlakken te hebben. De kern van hun betogen is toch vooral dat gegevens over mensen en zaken los(ser) van de huidige organisatiestructuren moeten worden opgeslagen en ontsloten. En dat leidt bijna altijd tot lastige organisatievraagstukken.
‘Hoezo, betere dienstverlening?’, vraagt inleider prof. dr Arre Zuurmond (bijzonder hoogleraar in Leiden) zich op de eerste avond af, als hij de principes achter de basisregistratie neerzet. Basisregistraties bewijzen zich al eeuwen als machtsinstrument. Lees Lucas 2 vers 1-5 erop na of neem Napoleon, die de officiële achternamen invoerde. Zo kon immers geregistreerd worden wie er belasting moesten betalen, of waar soldaten moesten worden geronseld. In de huidige democratische samenleving dienen basisregistraties vooral om de samenleving goed te laten functioneren, niet per se om dienstverlenend te zijn.
Zuurmond neemt het kentekenregister van RDW als succesvoorbeeld. Door invoering van het kentekenregister, waarvoor de input alleen door ketenpartners als politie, KvK, garages, verzekeraars en importeurs kan worden verricht, is het zwaar vervuilde kentekenbestand langzamerhand opgeschoond. RDW heeft er zelfs geen eigen ‘frontoffice’ meer voor. Resultaat: nu kunnen 25 keer zoveel boetes geïnd worden als toen, het Waarborgfonds keert steeds meer uit en een onverzekerde kan beboet worden zonder daadwerkelijk ‘gezien’ te zijn.
Eén grote rotonde voor heel Nederland?
Volgens Zuurmond doet zich met de evolutie van de huidige basisregistraties – veelal gekoppeld via het RINIS-netwerk – nu een interessant verschijnsel voor. “Net zoals automatiseringseilanden binnen bedrijven en organisaties achterhaald zijn, zijn de grenzen van die organisaties zelf arbitrair geworden.” Het gaat steeds meer om de processen – een inzicht dat bij de andere colleges terugkomt. Hij denkt dat in die situatie het ‘decentraal delen’ van gegevens het beste is, in een ‘geneste’ structuur. “Laat de gegevens waar ze horen, zo dicht mogelijk bij huis, dan blijft de kwaliteit het beste.” Voor de belangrijkste gegevens kunnen dan sectorale netwerken ingericht worden, zoals Nictiz in de zorg. Informatiearchitecten hebben volgens Zuurmond te veel de neiging alles op het nationale niveau te trekken. “Alsof je maar één grote rotonde voor heel Nederland neerzet.”
Basisregistraties als workaround
De vraag ‘Hoe voer je basisregistraties in?’ begint voor dr. René Matthijsse, met de vraag waaróm we ze eigenlijk invoeren. De maatschappij is complexer geworden; bijna alle maatschappelijke vraagstukken zijn verdeeld over meerdere departementen en ZBO’s. Wil de overheid die maatschappelijke vraagstukken integraal aanpakken, dan zullen die organisaties moeten samenwerken. Maar men is niet gewend op horizontaal niveau samen te werken, want dat strookt vaak niet met eigen belangen en doelstellingen. En één partner die niet goed ‘meedoet’, kan de samenwerking laten mislukken.
Hoe ga je daar bestuurskundig mee om? Het ontkokeren van het ‘huis van Thorbecke’ is een utopie, stelt Matthijsse, ‘Thoughtleader e-overheid’ bij Capgemini Public Sector en universitair hoofddocent aan de VU. Ontkokeren zou meer integrale beleidsvorming vergen, en dus nog meer bureaucratie en nog meer complexiteit opleveren. “Dus wat we nu doen met de basisregistraties is de structuur intact laten en de informatiehuishouding aanpassen, als een pragmatische manier om met de verkokering om te gaan. Zodat je de burger aan het loket tóch kunt helpen.”
Een keiharde voorwaarde voor de samenwerking tussen dat soort partijen is een goed georganiseerde berichtenuitwisseling, gebaseerd op standaarden. En dan is er ook nog de beheersbaarheid. “Je moet niet alleen afspraken maken over de informatie, maar ook over de performance van het systeem. Beheersmaatregelen moeten worden ingebakken in de architectuur. En dan gaat het mis!”, zegt Matthijsse. “Als je bij een bestuurder aankomt met de term architectuur, ben je waarschijnlijk verkeerd bezig.”
De afstanden zijn dus groot, en inhoudelijke, implementatie- en bestuurlijke kennis zijn duidelijk verschillende takken van sport. Een bestuursvraagstuk dat nog lang niet is opgelost, aldus Matthijsse. “Wat je eigenlijk moet doen is een geleidelijk communicatieproces op gang brengen: niet meteen met oplossingen komen en weten wat je op welk moment zegt.” Maar sturing is in ieder geval nodig – “Het netwerk overlaten aan zijn eigen dynamiek is hetzelfde als een kruiwagen met kikkers.”
Lastige ketens
“Als we over een paar jaar een stuk of vijf, zes stabiele basisregisters hebben, mogen we trots zijn, want we hebben er nu geen.” Van prof. Jan Grijpink zijn geen jubelverhalen te verwachten. Vanuit zijn ‘ketenvisie’ op basisregisters ziet Grijpink, hoogleraar in Utrecht en raadadviseur bij het ministerie van Justitie, op dit moment en de nabije toekomst nog wel het een en ander misgaan in de steeds belangrijker wordende maatschappelijke ketens waarin de basisregisters een rol spelen.
Dat die ketens (in de ruime betekenis, dus ook: ‘netwerken’, maar in ieder geval zonder overkoepelend gezag) steeds belangrijker worden, komt ook naar voren in het recente jaarverslag van de Ombudsman. Grijpink vindt dat de geconstateerde problemen (zoals de klachten over het Centraal Administratie Kantoor dat de eigen bijdragen voor de AWBZ incasseert) niet zo eenvoudig zijn op te lossen. “Het CAK lijdt onder verknoping van regelingen. Ketens zijn op zich al moeilijk stuurbaar, dus als je ze aan elkaar gaat knopen, gaat het nog meer mis.”
Waar het dan precies misgaat? Door het simpel doorvertalen van kleinschalige inzichten naar grootschalige toepassingen. “De inzichten die op kleine schaal worden opgedaan, blijken op een hoger niveau vaak vergissingen.” De biometrische visumcontrole in het land van herkomst is een voorbeeld. Het zou een sluitend middel moeten zijn om ongewenste gasten buiten de deur te houden, maar de personen in kwestie kunnen nu in hun eigen land nagaan of ze moeilijkheden mogen verwachten. Ze zouden dan ongemerkt via andere wegen naar Nederland kunnen komen. “Dus je verliest juist het zicht op de werkelijkheid.”
Een basisregister kan vele ketens dienen, zonder zelf deel uit te maken van die ketens. Meedoen met een keten betekent vaak wel de verantwoordelijkheid dragen voor het mede beheren van een basisregister. Het is onduidelijk of die verantwoordelijkheid een afdoende oplossing oplevert. In veel ketens hebben de deelnemende partijen geen belang bij het terugmelden van fouten – soms kúnnen ze het niet eens. “Terugmelden is gebaseerd op kleinschalig denken. Je mag er niet op rekenen.”
Geleidelijkheid (“want ieder draagvlak is te klein”) en focussen op het dominante ketenprobleem zijn de uitgangspunten voor wie de informatisering van ketens probeert te verbeteren. Wat dat dominante ketenprobleem dan is, laat zich minder eenvoudig vaststellen dan je zou denken. “De meeste partijen kijken vanuit hun eigen organisatie naar die keten. Pas wanneer je de keten als geheel overziet kun je het dominante probleem vinden.”
Multidimensionale overheid?
Zuurmonds stelling dat de grenzen van organisaties arbitrair zijn geworden, komt weer enigszins terug in het betoog van prof. Hans Strikwerda (UvA/Nolan Norton Institute). De grote bedrijven die Strikwerda ten tonele voert hebben inmiddels redelijk door dat ze hun activiteiten niet meer (alleen) langs de lijnen van de traditionele bedrijfsunits kunnen organiseren. Een bedrijf dat een beetje ‘in control’ wil blijven in een complexe en dynamische markt, hanteert voor zichzelf een multidimensionale organisatie. IBM bijvoorbeeld denkt in ‘product solutions’, maar kent ook een indeling in accounts, regio’s en distributiekanalen. Al die takken hebben hun eigen managers die regelmatig de koppen bij elkaar steken. “De klant is daarbij het centrale profit center”, aldus Strikwerda, dus niet de business unit zelf.
Nog een voorbeeld. Albert Heijn heeft te maken met veel soorten klanten die ook nog eens overal wat anders willen. Precies weten op welk moment je die klanten met welk product- of gemaksaanbod (bijvoorbeeld ‘AH2Go’) moet bedienen is dus cruciaal. De Pallas-IT-architectuur die het bedrijf heeft opgezet stelt AH in staat die gegevens overal en altijd paraat te hebben en zijn bevoorrading te sturen op ‘wolken van consumentenpreferenties’.
“De markt is niet eendimensionaal te segmenteren, en de burger ook niet.”
Volgens Strikwerda is door een multidimensionaal bedrijf tot 70 procent op de proceskosten te besparen. Maar denken in multidimensionale termen vergt wel wat van het abstractievermogen van de betrokkenen en Strikwerda mist dat vermogen een beetje bij de Nederlandse overheid. “Een multidimensionale organisatie kun je niet tekenen. […] We gunnen onszelf niet het vermogen om abstract na te denken over problemen.”
Voor de overheid heeft Strikwerda een aantal aanbevelingen, waaronder: departementoverschrijdend begroten (financiële interoperabiliteit), het nog meer standaardiseren en toegankelijk maken van data, en een personeelsbeleid dat is gericht op mensen die niet worden gemotiveerd door positie en middelen, maar door het leveren van een bijdrage aan hogere doelen.
Moderator Arre Zuurmond had aan het eind voor de cursisten nog een afscheidscadeau in petto: een kapotte kaasschaaf. Daarmee kon aan de leidinggevende duidelijk gemaakt worden dat aan de buitenkant van organisaties schaven niet de juiste aanpak is; ze moeten in de kern veranderen.
=========================
Definitie basisregister
Een basisregister is een gescheiden systeem dat enkel statussen vastlegt die door diverse andere systemen kunnen worden verwerkt en die juridische betekenis hebben.
De GBA is natuurlijk een bekend voorbeeld, maar volgens deze definitie zijn er in Nederland tientallen, zoals bijvoorbeeld het hypotheekregister.
=========================
Genoeg goede ideeën over hoe de informatiehuishouding van de overheid er uit moet zien. Maar de benodigde organisatieveranderingen bij diezelfde overheid zijn wat problematischer, bleek uit vier avonden Mastercourse Basisregistraties.
Wat hebben Napoleon, Thorbecke, de Ombudsman en Albert Heijn met elkaar gemeen? Waarschijnlijk niet zoveel. Het feit dat ze alle vier voorbij kwamen tijdens de Mastercourse Basisregistraties van Digitaal Bestuur maakt vooral duidelijk dat het verschijnsel basisregistraties – een van de fundamenten onder het NUP – vanuit zeer verschillende invalshoeken is te bekijken. Maar de ‘colleges’ van Arre Zuurmond, René Matthijsse, Jan Grijpink en Hans Strikwerda blijken op diverse momenten wel duidelijke raakvlakken te hebben. De kern van hun betogen is toch vooral dat gegevens over mensen en zaken los(ser) van de huidige organisatiestructuren moeten worden opgeslagen en ontsloten. En dat leidt bijna altijd tot lastige organisatievraagstukken.
‘Hoezo, betere dienstverlening?’, vraagt inleider prof. dr Arre Zuurmond (bijzonder hoogleraar in Leiden) zich op de eerste avond af, als hij de principes achter de basisregistratie neerzet. Basisregistraties bewijzen zich al eeuwen als machtsinstrument. Lees Lucas 2 vers 1-5 erop na of neem Napoleon, die de officiële achternamen invoerde. Zo kon immers geregistreerd worden wie er belasting moesten betalen, of waar soldaten moesten worden geronseld. In de huidige democratische samenleving dienen basisregistraties vooral om de samenleving goed te laten functioneren, niet per se om dienstverlenend te zijn.
Zuurmond neemt het kentekenregister van RDW als succesvoorbeeld. Door invoering van het kentekenregister, waarvoor de input alleen door ketenpartners als politie, KvK, garages, verzekeraars en importeurs kan worden verricht, is het zwaar vervuilde kentekenbestand langzamerhand opgeschoond. RDW heeft er zelfs geen eigen ‘frontoffice’ meer voor. Resultaat: nu kunnen 25 keer zoveel boetes geïnd worden als toen, het Waarborgfonds keert steeds meer uit en een onverzekerde kan beboet worden zonder daadwerkelijk ‘gezien’ te zijn.
Eén grote rotonde voor heel Nederland?
Volgens Zuurmond doet zich met de evolutie van de huidige basisregistraties – veelal gekoppeld via het RINIS-netwerk – nu een interessant verschijnsel voor. “Net zoals automatiseringseilanden binnen bedrijven en organisaties achterhaald zijn, zijn de grenzen van die organisaties zelf arbitrair geworden.” Het gaat steeds meer om de processen – een inzicht dat bij de andere colleges terugkomt. Hij denkt dat in die situatie het ‘decentraal delen’ van gegevens het beste is, in een ‘geneste’ structuur. “Laat de gegevens waar ze horen, zo dicht mogelijk bij huis, dan blijft de kwaliteit het beste.” Voor de belangrijkste gegevens kunnen dan sectorale netwerken ingericht worden, zoals Nictiz in de zorg. Informatiearchitecten hebben volgens Zuurmond te veel de neiging alles op het nationale niveau te trekken. “Alsof je maar één grote rotonde voor heel Nederland neerzet.”
Basisregistraties als workaround
De vraag ‘Hoe voer je basisregistraties in?’ begint voor dr. René Matthijsse, met de vraag waaróm we ze eigenlijk invoeren. De maatschappij is complexer geworden; bijna alle maatschappelijke vraagstukken zijn verdeeld over meerdere departementen en ZBO’s. Wil de overheid die maatschappelijke vraagstukken integraal aanpakken, dan zullen die organisaties moeten samenwerken. Maar men is niet gewend op horizontaal niveau samen te werken, want dat strookt vaak niet met eigen belangen en doelstellingen. En één partner die niet goed ‘meedoet’, kan de samenwerking laten mislukken.
Hoe ga je daar bestuurskundig mee om? Het ontkokeren van het ‘huis van Thorbecke’ is een utopie, stelt Matthijsse, ‘Thoughtleader e-overheid’ bij Capgemini Public Sector en universitair hoofddocent aan de VU. Ontkokeren zou meer integrale beleidsvorming vergen, en dus nog meer bureaucratie en nog meer complexiteit opleveren. “Dus wat we nu doen met de basisregistraties is de structuur intact laten en de informatiehuishouding aanpassen, als een pragmatische manier om met de verkokering om te gaan. Zodat je de burger aan het loket tóch kunt helpen.”
Een keiharde voorwaarde voor de samenwerking tussen dat soort partijen is een goed georganiseerde berichtenuitwisseling, gebaseerd op standaarden. En dan is er ook nog de beheersbaarheid. “Je moet niet alleen afspraken maken over de informatie, maar ook over de performance van het systeem. Beheersmaatregelen moeten worden ingebakken in de architectuur. En dan gaat het mis!”, zegt Matthijsse. “Als je bij een bestuurder aankomt met de term architectuur, ben je waarschijnlijk verkeerd bezig.”
De afstanden zijn dus groot, en inhoudelijke, implementatie- en bestuurlijke kennis zijn duidelijk verschillende takken van sport. Een bestuursvraagstuk dat nog lang niet is opgelost, aldus Matthijsse. “Wat je eigenlijk moet doen is een geleidelijk communicatieproces op gang brengen: niet meteen met oplossingen komen en weten wat je op welk moment zegt.” Maar sturing is in ieder geval nodig – “Het netwerk overlaten aan zijn eigen dynamiek is hetzelfde als een kruiwagen met kikkers.”
Lastige ketens
“Als we over een paar jaar een stuk of vijf, zes stabiele basisregisters hebben, mogen we trots zijn, want we hebben er nu geen.” Van prof. Jan Grijpink zijn geen jubelverhalen te verwachten. Vanuit zijn ‘ketenvisie’ op basisregisters ziet Grijpink, hoogleraar in Utrecht en raadadviseur bij het ministerie van Justitie, op dit moment en de nabije toekomst nog wel het een en ander misgaan in de steeds belangrijker wordende maatschappelijke ketens waarin de basisregisters een rol spelen.
Dat die ketens (in de ruime betekenis, dus ook: ‘netwerken’, maar in ieder geval zonder overkoepelend gezag) steeds belangrijker worden, komt ook naar voren in het recente jaarverslag van de Ombudsman. Grijpink vindt dat de geconstateerde problemen (zoals de klachten over het Centraal Administratie Kantoor dat de eigen bijdragen voor de AWBZ incasseert) niet zo eenvoudig zijn op te lossen. “Het CAK lijdt onder verknoping van regelingen. Ketens zijn op zich al moeilijk stuurbaar, dus als je ze aan elkaar gaat knopen, gaat het nog meer mis.”
Waar het dan precies misgaat? Door het simpel doorvertalen van kleinschalige inzichten naar grootschalige toepassingen. “De inzichten die op kleine schaal worden opgedaan, blijken op een hoger niveau vaak vergissingen.” De biometrische visumcontrole in het land van herkomst is een voorbeeld. Het zou een sluitend middel moeten zijn om ongewenste gasten buiten de deur te houden, maar de personen in kwestie kunnen nu in hun eigen land nagaan of ze moeilijkheden mogen verwachten. Ze zouden dan ongemerkt via andere wegen naar Nederland kunnen komen. “Dus je verliest juist het zicht op de werkelijkheid.”
Een basisregister kan vele ketens dienen, zonder zelf deel uit te maken van die ketens. Meedoen met een keten betekent vaak wel de verantwoordelijkheid dragen voor het mede beheren van een basisregister. Het is onduidelijk of die verantwoordelijkheid een afdoende oplossing oplevert. In veel ketens hebben de deelnemende partijen geen belang bij het terugmelden van fouten – soms kúnnen ze het niet eens. “Terugmelden is gebaseerd op kleinschalig denken. Je mag er niet op rekenen.”
Geleidelijkheid (“want ieder draagvlak is te klein”) en focussen op het dominante ketenprobleem zijn de uitgangspunten voor wie de informatisering van ketens probeert te verbeteren. Wat dat dominante ketenprobleem dan is, laat zich minder eenvoudig vaststellen dan je zou denken. “De meeste partijen kijken vanuit hun eigen organisatie naar die keten. Pas wanneer je de keten als geheel overziet kun je het dominante probleem vinden.”
Multidimensionale overheid?
Zuurmonds stelling dat de grenzen van organisaties arbitrair zijn geworden, komt weer enigszins terug in het betoog van prof. Hans Strikwerda (UvA/Nolan Norton Institute). De grote bedrijven die Strikwerda ten tonele voert hebben inmiddels redelijk door dat ze hun activiteiten niet meer (alleen) langs de lijnen van de traditionele bedrijfsunits kunnen organiseren. Een bedrijf dat een beetje ‘in control’ wil blijven in een complexe en dynamische markt, hanteert voor zichzelf een multidimensionale organisatie. IBM bijvoorbeeld denkt in ‘product solutions’, maar kent ook een indeling in accounts, regio’s en distributiekanalen. Al die takken hebben hun eigen managers die regelmatig de koppen bij elkaar steken. “De klant is daarbij het centrale profit center”, aldus Strikwerda, dus niet de business unit zelf.
Nog een voorbeeld. Albert Heijn heeft te maken met veel soorten klanten die ook nog eens overal wat anders willen. Precies weten op welk moment je die klanten met welk product- of gemaksaanbod (bijvoorbeeld ‘AH2Go’) moet bedienen is dus cruciaal. De Pallas-IT-architectuur die het bedrijf heeft opgezet stelt AH in staat die gegevens overal en altijd paraat te hebben en zijn bevoorrading te sturen op ‘wolken van consumentenpreferenties’.
“De markt is niet eendimensionaal te segmenteren, en de burger ook niet.”
Volgens Strikwerda is door een multidimensionaal bedrijf tot 70 procent op de proceskosten te besparen. Maar denken in multidimensionale termen vergt wel wat van het abstractievermogen van de betrokkenen en Strikwerda mist dat vermogen een beetje bij de Nederlandse overheid. “Een multidimensionale organisatie kun je niet tekenen. […] We gunnen onszelf niet het vermogen om abstract na te denken over problemen.”
Voor de overheid heeft Strikwerda een aantal aanbevelingen, waaronder: departementoverschrijdend begroten (financiële interoperabiliteit), het nog meer standaardiseren en toegankelijk maken van data, en een personeelsbeleid dat is gericht op mensen die niet worden gemotiveerd door positie en middelen, maar door het leveren van een bijdrage aan hogere doelen.
Moderator Arre Zuurmond had aan het eind voor de cursisten nog een afscheidscadeau in petto: een kapotte kaasschaaf. Daarmee kon aan de leidinggevende duidelijk gemaakt worden dat aan de buitenkant van organisaties schaven niet de juiste aanpak is; ze moeten in de kern veranderen.
=========================
Definitie basisregister
Een basisregister is een gescheiden systeem dat enkel statussen vastlegt die door diverse andere systemen kunnen worden verwerkt en die juridische betekenis hebben.
De GBA is natuurlijk een bekend voorbeeld, maar volgens deze definitie zijn er in Nederland tientallen, zoals bijvoorbeeld het hypotheekregister.
=========================
De praktijk
Vervuiling Dat de invoering van een basisregistratie geen sinecure is, toonden de bijdragen van Alain Mahieu van Centric en van Alexander van Holstein, tot voor kort projectleider BAG bij de gemeente Arnhem. De Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) is de opvolger van een veelheid aan combinaties van systemen uit de jaren ’90, die vaak niet tot een eenduidig beeld hebben geleid van de feitelijke situatie. Het devies van Mahieu is: “Kijk eerst goed naar de processen, anders blijf je gegevens vervuilen.” Holstein zag zich belast met de taak in de BAG een ‘administratieve werkelijkheid’ te construeren op basis van de beste beschikbare bronnen, die elk hun beperkingen hebben. Uit een steekproef in een Arnhemse wijk blijkt dat de uiteindelijke verschillen met de echte werkelijkheid niet zozeer met fraude te maken hebben, maar met een ‘gebrek aan meldingsprikkel’. Ongelukje Carlo Burgmans van PinkRoccade Local Government lillustreert hoe het aspect ‘beheersbaarheid’ een probleem kan zijn. Een proef met de invoer van een huwelijk en een sterfgeval bleek door een ongelukje tijdens een cursus daadwerkelijk in de GBA te zijn ingevoerd. “Het was vrij snel recht te zetten, maar we zijn nog bezig de afnemers van de gegevens ervan te overtuigen dat die persoon niet écht is doodgegaan. Er worden nu eenmaal fouten gemaakt, ook door bronhouders. Dus zorg ervoor dat de processen die getriggerd worden door statusverandering, ook terugveranderd kunnen worden. Niemand denkt daaraan.” |
Volharding Jeannette van den Beuken van de gemeente Horst aan de Maas gaf een inkijkje in hoe haar gemeente zelf tot het inzicht kwam dat het eenmalig registreren van gegevens en het meervoudig gebruiken ervan zinvoller was dan de ‘eilandautomatisering’ die tot 2002 gangbaar was. Horst aan de Maas begon vol goede moed met CiVision Basisregistratie (PinkRoccade) te werken aan een situatie waarin gegevens ‘eigenaren’ krijgen en mutatie bij de bron geschiedt. Maar: wat doe je met een verblijfsobject zonder kadastraal perceel? Hoe stuur je een belastingaanslag naar een niet-bebouwd perceel? Wat het verhaal van Van den Beuken vooral duidelijk maakt, is dat de kwaliteit van de gegevens een kwestie van volharding en lange adem is. De projectgroep is aan ‘denk-uren’ nu 100 uren per jaar kwijt, terwijl de werkgroep Kwaliteit 800 uren per jaar bijdraagt. Maar de winst is zichtbaar: “Van de 14.000 belastingaanslagen krijgen we er nog maar 9 retour, in plaats van een paar honderd.” Hoe Van de Beuken op lokaal niveau met het bestuursvraagstuk van de invoering is omgegaan? “Simpele plaatjes en praktische voorbeelden.” EPD De wijze waarop het gebruik van dat BSN vervolgens in de zorg verplicht is gesteld (per 1 juni 2009), kan op enige kritiek rekenen van professor Jan Grijpink, zo merkte spreker Martin Haanappel van Logica. Het Landelijk Schakel Punt (LSP) van het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD), dat met zijn verwijsindex bijhoudt waar een patiënt nog meer is geweest, is volgens Grijpink ‘een opschaling naar landelijk niveau van wat op lokaal niveau al gebrekkig functioneert’. Het risico is reëel dat iemand ‘meelift’ op jouw BSN en zo ongemerkt je medisch dossier vervuilt. En dat meeliften is nog te gemakkelijk: “Met een geleend rijbewijs kan het ook.” Een schriftelijke berichtgeving aan de patiënt dat zich een nieuwe zorgaanbieder heeft gemeld op zijn BSN, met gelegenheid om binnen 24 uur te melden als dat niet correct zou zijn zodat de nieuwe behandelingsgegevens buiten zijn dossier kunnen worden gehouden, zou wellicht uitkomst bieden. Haanappel: “Daar wordt aan gewerkt.” |