Naadloos samenwerken in de cloud
Automatisering Gids, 22 juli 2011
Onderwijsdienstverlener SURFnet biedt voor bijna 200 instellingen al jaren gemeenschappelijke inlog- en samenwerkingsfunctionaliteiten. Maar wetenschappelijke samenwerking beperkt zich steeds minder tot die instellingen en ‘in de cloud’ barst het inmiddels van de samenwerkingstools. Met het nieuwe SURFconext hoopt SURFnet alsnog beide sferen te kunnen verenigen, zonder versnippering.
Het web blijft invloed uitoefenen op de manier waarop mensen samenwerken. Dat merkt ook SURFnet, de organisatie die netwerk- en andere diensten levert aan onder andere hogescholen, universiteiten en academische ziekenhuizen. Studenten en onderzoekers van de ene instelling kunnen via hun gebruikersaccount al op het netwerk van de andere bij SURFnet aangesloten instellingen (met een ‘gefedereerde identiteit’), maar buiten de SURFnet-kring wordt het lastiger. En samenwerken met de universiteit van Shanghai is nu eenmaal niet vreemd meer.
Daarnaast zijn de deelnemende instellingen steeds meer over hun eigen muren aan het kijken bij het zelf aanbieden van functionaliteiten die samenwerking mogelijk maken, zoals e-learningsystemen en ‘collaboration platforms’ zoals SharePoint. Lichtgewicht alternatieven als Google Apps en tientallen andere onlinediensten en sociale netwerken zijn vaak al in gebruik buiten de IT-afdeling van een instelling om. Ook SURFnet ziet zijn eigen op SharePoint gebaseerde SURFgroepen (dat eind volgend jaar uit de lucht gaat) overbodig worden.
Maar hoe is dat handige beheer van identiteiten in de onderwijswereld nu te combineren met de versnipperde wereld van online samenwerkingsvormen? SURFconext, dat in juli operationeel wordt, versmelt de twee met elkaar. Floor Jas, als hoofd Advanced Services verantwoordelijk voor de invoering van de dienst: “Als de markt ergens in voorziet, moeten wij het niet ook doen. Wij denken dat onze meerwaarde zit in het samenbrengen van open diensten op de markt met de identiteiten die in de instellingen worden beheerd.”
SURFconext moet het voor wetenschappers, docenten en studenten bijvoorbeeld mogelijk maken met hun huidige instellings-inlogaccount allerlei gezamenlijke diensten te gebruiken, waarbij de grens vervaagt tussen wat de instellingen zelf aanbieden en wat er op internet beschikbaar is. Teams zijn makkelijk te vormen omdat de gebruikte applicaties de teamrelaties gewoon ‘snappen’. Als er dus wetenschappers uit Utrecht en uit Shanghai hun documenten via Google Apps willen delen en ze willen teleconferencen via de applicatie Big Blue Button die SURFconext zelf aanbiedt, kunnen ze dat elk via hun eigen account doen. Het verbindende element daarin is OpenSocial, een interoperabiliteitsstandaard voor socialnetworkapplicaties. Niels van Dijk, technisch productmanager SURFconext: “We hebben de federatieve identiteit, het concept van groepsrelaties en het voor ons relatief nieuwe OpenSocial aan elkaar gelijmd.” Van OpenSocial zijn voor SURFconext twee API’s gebruikt: de Social Data API, die gaat over het uitwisselen van persoons- en groepsgegevens, en de Gadget API, een standaard voor mini-applicaties die in een webpagina of in een andere applicatie draaien.
“IGoogle is een van de grootste voorbeelden van een implementatie. Het aardige is dat je functionele componenten kunt maken die stukjes uit jouw platform gebruiken, maar die je vervolgens overal in kunt stoppen.” OpenSocial wordt ondersteund door onder andere Google, Hyves, MySpace, LinkedIn, Salesforce.com, Ning en Yahoo!, maar niet door Facebook.
“We willen vooral toe naar een platform waarin het makkelijk wordt om al die dingen die in de cloud beschikbaar zijn te delen. En voor instellingen om zelf diensten aan te bieden. Dat kan een leeromgeving zijn, maar in de wetenschappelijke hoek zie je bijvoorbeeld ook grote databases waaraan men met partners wil samenwerken. De Large Hadron Collider is misschien een mooi voorbeeld. Samenwerken op apparatuur, data en vervolgens publicaties.”
De bedenkers van SURFconext zijn momenteel niet alleen bezig de eindgebruikers en instellingen geïnteresseerd te krijgen voor het platform, maar ook leveranciers, zoals bijvoorbeeld Cisco, die met WebEx een commerciële videoconferencingdienst kan bieden, of Elsevier als aanbieder van wetenschappelijke publicaties. De omgang met licenties is vervolgens nog een beetje een leerproces.
De instellingen zijn volgens Van Dijk en Jas nog een beetje afwachtend. Van Dijk: “Waar zij bijvoorbeeld mee worstelen is ‘moeten wij nou onze wereld naar de sociale media brengen, dus zorgen dat je in Hyves bij je studieresultaten kunt, of moeten we het omdraaien en gaan we Hyves naar binnen halen?’ Wij als SURFnet hebben daar niet echt een mening over. Met OpenSocial zijn beide scenario’s mogelijk.” Er komt volgens Floor Jas ook flexibiliteit in de ‘sourcing’. “Een dilemma van instellingen is ‘wat doen we nog zelf en wat halen we uit de cloud?’. Het mooie van Conext is dat je je eigen diensten en de clouddiensten kunt combineren in één infrastructuur en door de losse integratiemethodiek snel kunt migreren.”
In principe biedt SURFconext een platform waar ieder het zijne van kan maken. Jas: “We hebben wel een demoportal gemaakt om te laten zien hoe het werkt, maar wat we hopen is dat instellingen die gadgets in hun eigen portals gaan opnemen of hun eigen portal gaan bouwen.”
Wat SURFconext zelf als standaardopties biedt is een beperkte set diensten van interne en externe herkomst, voor samenwerken, documentdeling, videovergaderen en leeromgevingen. Van Dijk: “Je kunt zelf zaken toevoegen. We zullen wel monitoren wat eraan wordt toegevoegd, vooral om te zien wat er populair is.”
Ontdekkingsreis
De verdere ontwikkeling van SURFconext is nog een ontdekkingsreis; de standaardisatie zelf is dat immers ook. Het uitwisselen van relatiegegevens via OpenSocial gaat aardig, al is ‘friend’ een wat te beperkte aanduiding in de onderwijswereld. De standaard heeft daarvoor de uitbreidingsmogelijkheden wel ingebouwd. “Maar wat we uiteindelijk heel graag zouden willen, is dat die applicaties ook onderling data kunnen uitwisselen en dat is nog een heel grote uitdaging waar we voor staan”, zegt Jas. Het zou immers niet moeten uitmaken waar de documenten van een samenwerkingsverband staan – in Google Apps, Office 365 of waar dan ook. “Standaarden daarvoor zijn er nog nauwelijks.”
Van Dijk houdt zich met name bezig met de internationale samenwerking. Vele zusterorganisaties van SURF zien het nut van identiteitsfederaties in, maar het aan elkaar koppelen van federaties is nog vrij nieuw. “Technisch is het een eitje. Iedereen gebruikt eigenlijk dezelfde standaard, SAML, maar praktisch gezien krijg je interessante problemen. In Denemarken weten ze wel wat je met ‘student’ bedoelt, maar wat houdt ‘alumni’ precies in? Als je ‘staff’ bent, kun je in de VS de conciërge zijn, maar in Engeland professor. Die geef je niet dezelfde rechten. Tot dusver gaan we die issues nog een beetje uit de weg.”
Eerste resultaten stemmen positief Een van de eerste SURFconext-gebruikers is Hogeschool Zeeland (HZ). Manager Informatievoorziening en Automatisering Jacco Jasperse ziet veel potentie. “De eerste resultaten stemmen mij positief. Zo kun je al die clouddiensten een extra dimensie geven. De middleware die SURFconext eigenlijk is, kan studenten en docenten enorm faciliteren.”
De hogeschool heeft het in de pilot ten eerste mogelijk gemaakt hun eigen informatievoorzieningen op een OpenSocial-platform te gebruiken, in de vorm van een gadget met roosterinformatie. Ook is het nu mogelijk groepsinformatie van de demo-portal van SURFconext te halen. “Dan hoef je als docent niet bij elke online service steeds weer twintig studenten met e-mailadressen aan te melden waarvan al bekend is dat ze aan een cursus deelnemen.” Jasperse wil ook nog een ‘OpenSocial container’ in de SharePoint-portal van HZ zetten waardoor dat soort gadgets daar ook zijn te gebruiken. “Dat zou kunnen betekenen dat we over een aantal jaren onze studentenportal afschaffen. Je moet niet te veel denken in termen van outsourcing, als de faciliteiten al beschikbaar zijn voor studenten. Je geeft studenten ook geen schrijfwaren meer.”
Niet alles is aan de cloud over te laten, bijvoorbeeld vanwege de integratie met de logistiek van de hogeschool, maar voor de tussenlaag van clouddiensten die een context nodig hebben is SURFconext een uitkomst, denkt Jasperse.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bouwstenen van SURFconext
SURFfederatie, gefedereerd inloggen met de eigen account over verschillende domeinen heen, via de standaard SAML.
SURFteams, centrale plek waar groepen zijn aan te maken voor alle te gebruiken content/applicaties, zoals SURFmedia, Alfresco Edushare, de Sakai-leeromgeving. Dat hoeft niet meer in elk van die omgevingen afzonderlijk.
OpenSocial, open standaard waarmee profiel, vrienden en activiteiten op een standaardmanier worden uitgewisseld, waardoor die omgevingen kunnen samenwerken. Omvat ook een standaard voor Gadgets (mini-applicaties).
Samenwerkingstools, die SAML en OpenSocial ondersteunen.
Deze onderdelen zijn in SURFconext aan elkaar gelijmd middels opensourcetechnologie als Grouper, Janus SSP, Corto, Shindig en RAVE. Als geheel is SURFconext op zijn beurt door SURFnet weer aan de opensourcegemeenschap prijsgegeven.
_
Onderwijsdienstverlener SURFnet biedt voor bijna 200 instellingen al jaren gemeenschappelijke inlog- en samenwerkingsfunctionaliteiten. Maar wetenschappelijke samenwerking beperkt zich steeds minder tot die instellingen en ‘in de cloud’ barst het inmiddels van de samenwerkingstools. Met het nieuwe SURFconext hoopt SURFnet alsnog beide sferen te kunnen verenigen, zonder versnippering.
Het web blijft invloed uitoefenen op de manier waarop mensen samenwerken. Dat merkt ook SURFnet, de organisatie die netwerk- en andere diensten levert aan onder andere hogescholen, universiteiten en academische ziekenhuizen. Studenten en onderzoekers van de ene instelling kunnen via hun gebruikersaccount al op het netwerk van de andere bij SURFnet aangesloten instellingen (met een ‘gefedereerde identiteit’), maar buiten de SURFnet-kring wordt het lastiger. En samenwerken met de universiteit van Shanghai is nu eenmaal niet vreemd meer.
Daarnaast zijn de deelnemende instellingen steeds meer over hun eigen muren aan het kijken bij het zelf aanbieden van functionaliteiten die samenwerking mogelijk maken, zoals e-learningsystemen en ‘collaboration platforms’ zoals SharePoint. Lichtgewicht alternatieven als Google Apps en tientallen andere onlinediensten en sociale netwerken zijn vaak al in gebruik buiten de IT-afdeling van een instelling om. Ook SURFnet ziet zijn eigen op SharePoint gebaseerde SURFgroepen (dat eind volgend jaar uit de lucht gaat) overbodig worden.
Maar hoe is dat handige beheer van identiteiten in de onderwijswereld nu te combineren met de versnipperde wereld van online samenwerkingsvormen? SURFconext, dat in juli operationeel wordt, versmelt de twee met elkaar. Floor Jas, als hoofd Advanced Services verantwoordelijk voor de invoering van de dienst: “Als de markt ergens in voorziet, moeten wij het niet ook doen. Wij denken dat onze meerwaarde zit in het samenbrengen van open diensten op de markt met de identiteiten die in de instellingen worden beheerd.”
SURFconext moet het voor wetenschappers, docenten en studenten bijvoorbeeld mogelijk maken met hun huidige instellings-inlogaccount allerlei gezamenlijke diensten te gebruiken, waarbij de grens vervaagt tussen wat de instellingen zelf aanbieden en wat er op internet beschikbaar is. Teams zijn makkelijk te vormen omdat de gebruikte applicaties de teamrelaties gewoon ‘snappen’. Als er dus wetenschappers uit Utrecht en uit Shanghai hun documenten via Google Apps willen delen en ze willen teleconferencen via de applicatie Big Blue Button die SURFconext zelf aanbiedt, kunnen ze dat elk via hun eigen account doen. Het verbindende element daarin is OpenSocial, een interoperabiliteitsstandaard voor socialnetworkapplicaties. Niels van Dijk, technisch productmanager SURFconext: “We hebben de federatieve identiteit, het concept van groepsrelaties en het voor ons relatief nieuwe OpenSocial aan elkaar gelijmd.” Van OpenSocial zijn voor SURFconext twee API’s gebruikt: de Social Data API, die gaat over het uitwisselen van persoons- en groepsgegevens, en de Gadget API, een standaard voor mini-applicaties die in een webpagina of in een andere applicatie draaien.
“IGoogle is een van de grootste voorbeelden van een implementatie. Het aardige is dat je functionele componenten kunt maken die stukjes uit jouw platform gebruiken, maar die je vervolgens overal in kunt stoppen.” OpenSocial wordt ondersteund door onder andere Google, Hyves, MySpace, LinkedIn, Salesforce.com, Ning en Yahoo!, maar niet door Facebook.
“We willen vooral toe naar een platform waarin het makkelijk wordt om al die dingen die in de cloud beschikbaar zijn te delen. En voor instellingen om zelf diensten aan te bieden. Dat kan een leeromgeving zijn, maar in de wetenschappelijke hoek zie je bijvoorbeeld ook grote databases waaraan men met partners wil samenwerken. De Large Hadron Collider is misschien een mooi voorbeeld. Samenwerken op apparatuur, data en vervolgens publicaties.”
De bedenkers van SURFconext zijn momenteel niet alleen bezig de eindgebruikers en instellingen geïnteresseerd te krijgen voor het platform, maar ook leveranciers, zoals bijvoorbeeld Cisco, die met WebEx een commerciële videoconferencingdienst kan bieden, of Elsevier als aanbieder van wetenschappelijke publicaties. De omgang met licenties is vervolgens nog een beetje een leerproces.
De instellingen zijn volgens Van Dijk en Jas nog een beetje afwachtend. Van Dijk: “Waar zij bijvoorbeeld mee worstelen is ‘moeten wij nou onze wereld naar de sociale media brengen, dus zorgen dat je in Hyves bij je studieresultaten kunt, of moeten we het omdraaien en gaan we Hyves naar binnen halen?’ Wij als SURFnet hebben daar niet echt een mening over. Met OpenSocial zijn beide scenario’s mogelijk.” Er komt volgens Floor Jas ook flexibiliteit in de ‘sourcing’. “Een dilemma van instellingen is ‘wat doen we nog zelf en wat halen we uit de cloud?’. Het mooie van Conext is dat je je eigen diensten en de clouddiensten kunt combineren in één infrastructuur en door de losse integratiemethodiek snel kunt migreren.”
In principe biedt SURFconext een platform waar ieder het zijne van kan maken. Jas: “We hebben wel een demoportal gemaakt om te laten zien hoe het werkt, maar wat we hopen is dat instellingen die gadgets in hun eigen portals gaan opnemen of hun eigen portal gaan bouwen.”
Wat SURFconext zelf als standaardopties biedt is een beperkte set diensten van interne en externe herkomst, voor samenwerken, documentdeling, videovergaderen en leeromgevingen. Van Dijk: “Je kunt zelf zaken toevoegen. We zullen wel monitoren wat eraan wordt toegevoegd, vooral om te zien wat er populair is.”
Ontdekkingsreis
De verdere ontwikkeling van SURFconext is nog een ontdekkingsreis; de standaardisatie zelf is dat immers ook. Het uitwisselen van relatiegegevens via OpenSocial gaat aardig, al is ‘friend’ een wat te beperkte aanduiding in de onderwijswereld. De standaard heeft daarvoor de uitbreidingsmogelijkheden wel ingebouwd. “Maar wat we uiteindelijk heel graag zouden willen, is dat die applicaties ook onderling data kunnen uitwisselen en dat is nog een heel grote uitdaging waar we voor staan”, zegt Jas. Het zou immers niet moeten uitmaken waar de documenten van een samenwerkingsverband staan – in Google Apps, Office 365 of waar dan ook. “Standaarden daarvoor zijn er nog nauwelijks.”
Van Dijk houdt zich met name bezig met de internationale samenwerking. Vele zusterorganisaties van SURF zien het nut van identiteitsfederaties in, maar het aan elkaar koppelen van federaties is nog vrij nieuw. “Technisch is het een eitje. Iedereen gebruikt eigenlijk dezelfde standaard, SAML, maar praktisch gezien krijg je interessante problemen. In Denemarken weten ze wel wat je met ‘student’ bedoelt, maar wat houdt ‘alumni’ precies in? Als je ‘staff’ bent, kun je in de VS de conciërge zijn, maar in Engeland professor. Die geef je niet dezelfde rechten. Tot dusver gaan we die issues nog een beetje uit de weg.”
Eerste resultaten stemmen positief Een van de eerste SURFconext-gebruikers is Hogeschool Zeeland (HZ). Manager Informatievoorziening en Automatisering Jacco Jasperse ziet veel potentie. “De eerste resultaten stemmen mij positief. Zo kun je al die clouddiensten een extra dimensie geven. De middleware die SURFconext eigenlijk is, kan studenten en docenten enorm faciliteren.”
De hogeschool heeft het in de pilot ten eerste mogelijk gemaakt hun eigen informatievoorzieningen op een OpenSocial-platform te gebruiken, in de vorm van een gadget met roosterinformatie. Ook is het nu mogelijk groepsinformatie van de demo-portal van SURFconext te halen. “Dan hoef je als docent niet bij elke online service steeds weer twintig studenten met e-mailadressen aan te melden waarvan al bekend is dat ze aan een cursus deelnemen.” Jasperse wil ook nog een ‘OpenSocial container’ in de SharePoint-portal van HZ zetten waardoor dat soort gadgets daar ook zijn te gebruiken. “Dat zou kunnen betekenen dat we over een aantal jaren onze studentenportal afschaffen. Je moet niet te veel denken in termen van outsourcing, als de faciliteiten al beschikbaar zijn voor studenten. Je geeft studenten ook geen schrijfwaren meer.”
Niet alles is aan de cloud over te laten, bijvoorbeeld vanwege de integratie met de logistiek van de hogeschool, maar voor de tussenlaag van clouddiensten die een context nodig hebben is SURFconext een uitkomst, denkt Jasperse.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bouwstenen van SURFconext
SURFfederatie, gefedereerd inloggen met de eigen account over verschillende domeinen heen, via de standaard SAML.
SURFteams, centrale plek waar groepen zijn aan te maken voor alle te gebruiken content/applicaties, zoals SURFmedia, Alfresco Edushare, de Sakai-leeromgeving. Dat hoeft niet meer in elk van die omgevingen afzonderlijk.
OpenSocial, open standaard waarmee profiel, vrienden en activiteiten op een standaardmanier worden uitgewisseld, waardoor die omgevingen kunnen samenwerken. Omvat ook een standaard voor Gadgets (mini-applicaties).
Samenwerkingstools, die SAML en OpenSocial ondersteunen.
Deze onderdelen zijn in SURFconext aan elkaar gelijmd middels opensourcetechnologie als Grouper, Janus SSP, Corto, Shindig en RAVE. Als geheel is SURFconext op zijn beurt door SURFnet weer aan de opensourcegemeenschap prijsgegeven.
_